zondag 14 november 2010

Aangehaald

‘Terwijl dieren zich aanpassen aan de wereld om te overleven, veranderen mensen de wereld teneinde méér te zijn’
P. Freire

Jagerslatijn


Al mijmerend over de samenstelling van mijn kennissenkring, vraag ik mij af of ik ook jagers ken. Ik tel in gedachten diverse koopjesjagers, een of twee carrièrejagers en zelfs een enkele rokkenjager, maar mensen die dieren de dood in jagen, die ken ik niet. O ja, ik heb een verloren neef die zijn eigen steaks schiet in het diepe zuiden van de Verenigde Staten.

Zou ik niet in de Randstad wonen, maar in Gelderland of Twente, dan zou de kans dat ik jagers zou kennen alweer een stuk groter zijn. Er zijn er tenslotte zo’n 28 duizend in Nederland; toch al gauw 1 op 590 inwoners.

Jagers zien zichzelf graag als ‘beschermers’ van de natuur. Omdat in ons land de wolf in de achttiende eeuw al vakkundig werd uitgeroeid, vervullen zij graag de vacature van toppredator. Zonder hun inzet zouden de wildpopulaties volledig uit de klauwen lopen. Dat de jacht processen in de natuur en het natuurlijke gedrag van de ‘prooi’dieren ingrijpend verandert is niet belangrijk.

Nederland telt veel meer jachtlustigen dan plaatsen waar gejaagd mag worden. Daarbij gaan jagers niet met pensioen en komen er wel steeds jonge jagers bij. Het jachttoerisme ligt dus voor de hand. Voor een bedrag van 899 euro mag je drie dagen lang onbeperkt zwijnen en roofwild over de kling jagen aan de andere kant van de grens bij Idar Oberstein en Hundsbach. Lunch, diner en overnachtingen inbegrepen.

Opvallend in dit verband is dat de laatste tijd opeens wel erg veel stemmen opgaan om preventief te gaan afschieten in de Oostvaardersplassen. ‘Je moet er toch niet aan denken dat die dieren aankomende winter van de honger creperen!’ Brengen ze gelijk ook nog wat op, want wild heeft een grote economische waarde.

Het zou toch zonde zijn, al die heerlijke heckrunderlapjes, konikpaardenworstjes en hertenbiefstukjes die daar zomaar liggen weg te kwijnen...

Met dank aan Marcel Vossestein voor de achtergrondinformatie

woensdag 10 november 2010

Aangehaald

'Het is echter duidelijk, dat in onze tijd het overdragen van positieve gevoelens steeds zwakker, zeldzamer en vluchtiger wordt; het wordt trouwens door de intellectuelen belachelijk gemaakt. Daarentegen is de overdracht van negatieve emoties buitengewoon krachtig, en wanneer die bekritiseerd wordt, doet men dat heel selectief. Overdracht van het negatieve vindt altijd een gunstig onthaal.'
René Girard, Franse letterkundige

zondag 7 november 2010

De Geit


Op mijn lijstje van meest favoriete dieren staat al sinds Dekkersheugenis De Kat op nummer 1, op de poot gevolgd door De Geit. Geiten zijn katten op hoeven; dezelfde eigengereidheid, dezelfde nieuwsgierigheid. Ik ben er dol op. Omdat het houden van een geit in de achtertuin niet erg praktisch is, heb ik een kat en ga ik ‘mijn’ geiten een paar keer per week bezoeken in het park.

Nell van restaurant De Gulle Waard in Winterswijk is ook dol op geiten. Slow gestoofd of gedroogd als ham. ‘Glorieus vlees’, volgens de recensent van de Volkskrant. Ik moet hem op zijn woord geloven, want zoals de meeste Nederlanders, heb ik nooit geit gegeten. Toch vreemd in een land waar de intensieve geitenhouderij al jaren explosief groeit. De ‘geitocide’ van vorig jaar heeft dan wel even roet in de geitenmelk gegooid, maar nu staatssecretaris Bleker het ‘levenslange’ fokverbod met jonge geiten gaat opheffen, is het weer back to business.

Die business is zuivel: geitenmelk en -kaas, niet geitenvlees. Maar er kan geen zuivel zijn zonder een regelmatige stroom babygeiten, en de helft daarvan zijn nu eenmaal jongetjes. Vele duizenden per jaar. De bokjes gelden als waardeloos restproduct en verdwijnen kort na hun geboorte naar een mesterij of in de vrachtwagen richting Zuid-Europa. Daar lusten ze er wel ham van, of kotelet.

Het transport van levende dieren door de hele Europese Unie is een van de meest dieronvriendelijke kanten van de bio-industrie. Wat te doen? De keuze komt neer op het wel gaan eten van De Geit, of het niet meer eten van de kaas van die geit, waarbij keuze 1 voor deze vegetariër uiteraard geen optie is. Maar misschien is een betere vraag of in een land waar er nauwelijks koks als Nell te vinden zijn überhaupt wel een intensieve geitenmelkindustrie thuishoort.

maandag 1 november 2010

Aangehaald

‘All animals are created equal, but some are more equal than others’
George Orwell, uit: Animal Farm

Gij zult niet doden


Het zesde gebod is niet het moeilijkste gebod van de tien om je aan te houden. Veruit de meeste mensen gaan door het leven zonder een medemens om te brengen. Ik moet bekennen dat ik er ooit wel moordlustige fantasieën op nahield, zeker waar het ging om een bepaalde (nu al jaren ex-)collega, maar om ze ook uit te voeren leek me toen niet zo’n goede carrièrezet.

Het naleven van het door mij ingestelde gebod 6a: ‘Gij zult ook geen dieren doden’ lukt ook heel aardig. Ik heb zelden moedwillig een dier gedood. Eten doe ik ze ook niet, want ook een dier laten doden zodat ik het kan opeten, valt onder nummertje 6a. Wilde ik vroeger in de lente nog wel eens een massaslachting aanrichten onder legers vraatzuchtige weekdieren in mijn tuin; tegenwoordig hebben zelfs slakken niets meer van mij te vrezen.

Op dit moment genieten nog niet alle ongewervelden bescherming onder het gebod. Muggen verdienen wat mij betreft de doodstraf als zij zich binnen de klamboe in mijn slaapkamer wagen. Wezens die mijn bloed, of nog erger dat van huisgenoot Scarface willen drinken, maken een grote moordzucht in mij wakker. ’s Avonds doorzoek zijn vacht met eenzelfde verbetenheid als waarmee mariniers het Tora Bora-gebergte uitkammen op zoek naar Bin Laden.

En krijg ik dan zo’n bloeddorstige creepy crawler te pakken, dan gooi ik hem met plezier in een bakje kokend water; iets wat ik een kreeft of garnaal nooit zou aandoen. Maar als ik moet kiezen tussen het welzijn van mijn maatje en het leven van een vlo, dan kies ik voor het eerste. Geen twijfel over mogelijk. Een bekering tot jaïnist zit er dus nog even niet in...