zaterdag 13 augustus 2011

Operatie Nijntje


Hoe vang je een konijn? Deze vraag hield me wekenlang bezig. Sinds de dag dat ik het ‘wegwerpkonijn’ voor het eerst zag rondhupsen in het park. ‘Gewoon in z’n nekvel grijpen’, was het advies van voorbijgangers. ‘Grijp hem waar je maar kunt. Desnoods aan zijn oren', adviseerde de professionele dierenvanger die ik om hulp had gevraagd. Ze vangt alles, van aalscholvers tot hangbuikzwijnen. Ook zij probeerde het beestje meermalen te vangen. ‘Een wilde kat vangen is makkelijker dan een konijn’, verzuchtte ze toen we het nog een keer samen probeerden.

Gewapend met mijn rode Gourmet-kattentas en een zak Crunchy krokante muesli loop ik voor de zoveelste keer naar het park. Het is zondagavond en het regent een beetje. Het konijntje zit niet in de bosjes waar ik hem meestal zie. Dan spot ik hem in de dierenweide. Een geitje geeft hem net een speels kopstootje; een knobbelgans blaast naar hem.

Ik ga op een bankje bij het hek zitten en roep hem. ‘Hee lief! Kom maar hier. Ik heb lekkere brokjes.’ Ik denk aan het advies van de Dog Whisperer. Je moet denken aan wat je wilt dat er gebeurt. Niet aan waar je bang voor bent dat gebeurt. Ik visualiseer dat hij zelf de kattentas in loopt en dat ik die dan vliegensvlug dichtrits. Even later kruipt hij onder het hek door en komt hij aangehuppeld. Muesli, yummie! Hij heeft me al zo vaak gezien dat hij weet wat voor lekkers ik bij me heb.

Ik hoor de woorden van Cesar Millan in mijn hoofd, terwijl het konijntje steeds dichterbij komt. Hij besnuffelt de tas van alle kanten. Het duurt even voor hij de open flap heeft gevonden. Voorzichtig steekt hij zijn kopje in de tas en grist een brokje weg. Hij peuzelt het buiten bereik op. Geduld, maan ik mezelf. Geduld! Elke keer loopt hij iets verder de tas in. Ik sla toe...

Nog beduusd door mijn plotselinge succes, sta ik een halfuur later met mijn vangst in de opvang. Er staat al een hok voor hem klaar. ‘Beetje mager, een loopoog, maar verder gezond’, is de diagnose van Hannie, de vrouw die zich over hem wil ontfermen. ‘Ik zal goed voor hem zorgen.’ Ik geloof haar, maar het kost me moeite om hem achter te laten.


Deze week ben ik bij hem op bezoek geweest. Hij is bij de dokter geweest. Zijn traanbuis is doorgespoeld en hij is gecastreerd. Hij heeft veel geslapen hoor ik. Hij laat zich nu zonder problemen oppakken en ik aai hem langdurig. Ik ga hem missen ‘mijn’ konijn. Als ik wegga, ligt hij uitgestrekt en diep in slaap tegen de zijkant van zijn kooi. Voorpootjes opgetrokken onder zijn kin. Zijn witte neusje beweegt; hij droomt. ‘Je mag hem zo vaak je wilt komen bezoeken’, roept Hannie me na. De schat...