dinsdag 12 juli 2016

Geen plaats voor zwanen



Portret knobbelzwaan. Foto: Arno-Jan Boere
Wie nog de illusie had dat boeren geven om de natuur en dat er zoiets mogelijk is als ‘agrarisch natuurbeheer’, kan deze nu gerust bij het grofvuil zetten.

In het artikel ‘Dierenbescherming: Stop afschietenknobbelzwanen’ verklaart jager/boer Siem Appel (LTO Noord) dat hij niet op zwanen zit te wachten. ‘“Die grote hopen van ze komen altijd op het verkeerde moment”, (...) Voor de knobbelzwaan is wat hem betreft weinig plek op landbouwgrond.’

Laat nu een dikke 65 procent van Nederland te bestaan uit boerenland. Een magere 15 procent (in Zuid-Holland is dat nog een stuk minder) is natuur. En ook in deze natuurgebieden wordt steeds intensiever gejaagd, onder druk van diezelfde boeren en hun jagersvrinden. Een verschijnsel dat Caspar Janssen jaren geleden in zijn boek ‘Ontpopt’ zo omschreef:
‘Natuurorganisaties zeggen niets terug; ze zeggen eigenlijk nooit wat terug. Staatsbosbeheer mag dat niet, als semioverheid. Natuurmonumenten ligt meestal braaf met de pootjes omhoog op de rug, bang om wie dan ook voor het hoofd te stoten.’

‘Noaberschop’ noemt Nederlands grootste natuurclub Natuurmonumenten dat. Een plicht die wederzijds zou moeten zijn, maar van enige tolerantie voor in het wild levende dieren is in Nederland allang geen sprake meer. Het willen beschermen van deze dieren is zó ‘emotioneel’! Een woord dat jagers, boeren en verantwoordelijke gedeputeerden bij de provincies te pas en te onpas in de mond nemen.

Waar kunnen zwanen dan nog wel leven zonder de kogel te krijgen? In de stad? Helaas, ook daar worden steeds meer ontheffingen afgegeven waarmee jagers er lustig op los mogen knallen langs plaatselijke fietspaden, in recreatiegebieden en op andere plekken waar zich ‘lastige’ zwanen ophouden.

Terwijl miljoenen ‘gewone’ Nederlanders genieten van ‘hun’ zwanen en lokale kranten volstaan met kiekjes van deze prachtige dieren, maken jagers en boeren plannen om er nog meer te mogen doden. De overgrote meerderheid Nederlanders mag eens in de vier jaar een vakje rood kleuren, maar heeft verder geen enkele stem in het natuurbeleid van de provincies. Zij vinden de belangen van een kleine groep boeren en jagers veel belangrijker. Hetzelfde geldt voor natuurorganisaties; hun natuurminnende achterbannen kunnen hooguit hun lidmaatschap opzeggen.

Wat artikelen over ‘overlast’ van en ‘schade’ door in het wild levende dieren zelden noemen, is dat werkelijke schade vergoed wordt door het Faunafonds. De schrijnende praktijk in Nederland is echter dat dieren nu al doodgeschoten mogen worden als er sprake is van ‘dreigende’ schade. En die dreiging, die zien boeren (jagers en gedeputeerden) werkelijk altijd en overal...

dinsdag 26 april 2016

Dieren hebben (ons) nog heel wat te vertellen




Mijn huisgenoot Bas kent nu zo’n zes woorden. Uitspreken kan hij deze niet, Bas is een kat. Dat hij geen mensentaal kan spreken, betekent niet dat hij niet kan nadenken of niets voelt, zoals eeuwenlang de gangbare opvatting was. Hij is prima in staat om mij duidelijk te maken wat hij wil en hoe hij zich voelt. Iets wat de meeste ‘baasjes’ zullen herkennen. Want, schrijft Eva Meijer: ‘Ken je een dier goed, dan begrijp je hem of haar vaak prima, beter dan een mens uit een totaal andere cultuur’ of de buurvrouw...

‘Als je geluk hebt, ontmoet je een dier dat met je wil praten.’ zo begint Meijer haar nieuwste boek Dierentalen. ‘Als je nog meer geluk hebt, ontmoet je een dier dat de tijd en de moeite neemt je te leren kennen. In mijn ervaring zijn de meeste dieren niet te beroerd om een praatje te maken. Ze zijn ook genereus in wat ze bereid zijn te vertellen. Met sommige dieren kun je hechte relaties aangaan. Zo’n relatie kan je niet alleen veel over het dier in kwestie leren, maar ook over taal, en over jezelf.’

Dierentalen
Het uitgangspunt voor Meijer in haar boek is dat dieren taal hebben, in relatie tot elkaar en in relatie tot mensen. Hoe meer er bekend wordt over dierentalen, hoe duidelijker het wordt hoe complex deze kunnen zijn. Veel complexer dan we nu kunnen begrijpen. Dieren kunnen niet alleen veel meer zeggen dan we ooit hadden kunnen dromen, ze kúnnen ook meer. Meijer laat er in haar boek een groot aantal voorbeelden van voorbijkomen. Er zijn dieren die soortgenoten bij naam kennen, andere begraven hun soortgenoten, kennen ingewikkelde rouwrituelen of zingen liefdesliedjes. Er zijn zelfs dieren die zichzelf bewust van het leven beroven.

Evolutie
Na het lezen van Dierentalen, zullen de meeste mensen niet meer kunnen (of zelfs maar willen) ontkennen dat dieren ‘taalloos’ zijn. ‘Vanuit een evolutionair perspectief zou het vreemd zijn dat mensen taal hebben en dieren niets vergelijkbaars, dat er een harde grens zou zijn tussen taal en communicatie op basis van instinct’, concludeert Meijer. ‘Honden zijn gaan blaffen om met mensen te communiceren en mensen hebben geleerd naar dat blaffen te luisteren’, zegt ze. Katten miauwen om dezelfde reden. Gedomesticeerde dieren hebben zichzelf dus geleerd om met ons, mensen te communiceren: de mogelijkheid van een gedeelde taal laat zich niet tegenhouden door een vacht of een staart’. Wij vinden onze taal uniek, ‘maar de talen van andere dieren zijn dat ook’. Mensen oefenen grote invloed uit op de levens van dieren, zegt ze. Zonder dat dieren daar iets over te zeggen hebben. ‘We moeten met ze in gesprek.’

Dierenrechten
Hoe we over dieren denken is verbonden met hoe we ze behandelen’, aldus Meijer. Beter naar dieren luisteren vereist dat we anders moeten gaan denken. Als wij de wereld bekijken door hun ogen, zijn we gedwongen kritisch te kijken naar welke positie we ze in onze maatschappij toebedelen. Dit is niet alleen positief voor dieren, ook mensen hebben een wereld te winnen, want zegt ze: ‘Mee kunnen kijken door hun ogen verrijkt je eigen leven en laat het anders zien.’

 

dinsdag 5 april 2016

Reeën tellen



(Foto: Menno Zielhorst/Stadswandelaars)
Jagers Wildbeheereenheid gaan reeën tellen’ kopt de Franeker Courant. Een typisch jagerspersberichtje dat we de komende tijd in nog veel meer lokale en regionale bladen zullen zien opduiken. Een persbericht vol misleidende informatie, waarin de hobbyjagers zichzelf willen portretteren als natuurdeskundigen. Laten we eens goed naar het bericht kijken...

 ‘De jagers van de lokale Wildbeheereenheid (WBE) Tusken Waed en Stêd gaan vrijdag en zaterdag op pad om de in hun gebied aanwezige reeën te tellen.’
Het tellen is een terugkerende jaarlijkse activiteit en vind altijd rondom deze periode plaats.
Het tellen geeft volgens de WBE een goed beeld van de ontwikkeling en de conditie van de populatie. “April is daarvoor een prima periode, omdat in deze periode de sprongen (groepen) – met de bokken en de geiten – nog redelijk bij elkaar zijn en de natuur een handje helpt doordat wat groeit en bloeit dan nog op het punt staat te beginnen”, aldus de jagersvereniging.
Om het tellen te vergemakkelijken is het gebied van de WBE opgedeeld in elf sectoren. De telling wordt door vrijwilligers, binnen de genoemde periode op drie momenten gedaan en geeft daarna een goed beeld van het geheel.
De telgegevens worden in een centrale data ingevoerd waarna door een centrale Faunabeheereenheid (FBE)– per provincie – de draagkracht van het gebied voor het aantal reeën wordt bepaalt.
De jagers zijn het grootste, opgeleidde vrijwilligersnetwerk in het Nederlandse buitengebied. Zij onderhouden mede het landschap, tellen en monitoren de daarin levende dieren (niet alleen reeën). De WBE Tusken Waed en Stêd telt 135 leden en beschikt over een areaal van 18.000 hectare.’ Einde bericht.


Het tellen van in het wild levende dieren heeft maar één doel: het bepalen van hoeveel dieren de tellers c.q. jagers willen doodschieten. Want je kunt wilde dieren helemaal niet exact tellen, en zeker niet een schuwe soort als het ree. De zinsnede ‘(...) geeft daarna een goed beeld van het geheel’, is klinkklare onzin en kent geen enkele wetenschappelijke basis.

Niet dat dat de jagers iets uitmaakt, want ze tellen er uiteraard altijd VEEL. TE VEEL. Daarna kunnen we wachten op de eerste berichten in de kranten over hoe gevaarlijk ZO VEEL reeën zijn voor ónze verkeersveiligheid.

Reeën zijn beschermde dieren. Ze mogen niet afgeschoten worden onder het mom van populatiebeheer, zoals dit bericht lijkt te suggereren: ‘(...) waarna door een centrale Faunabeheereenheid (FBE)– per provincie – de draagkracht van het gebied voor het aantal reeën wordt bepaalt.’

Reeën mogen ook al niet afgeschoten worden onder de noemer ‘schadebescherming’, want de dieren richten nauwelijks schade aan landbouwpercelen aan. Omdat jagers wel graag reeën doden, blijft alleen de ‘verkeersveiligheid’ over als argument om een ontheffing aan te vragen bij de provincie.

Het bericht is – kortom – een misleidend persberichtje uit de pen van de communicatieafdeling van de jagersclub, dat niet anders gelezen kan worden dan dat jagers ook dit jaar weer dood en verderf willen zaaien onder de reeën in het gebied tussen Leeuwarden, Harlingen en de kust.


PS: Enne, Franker Courant: als je dan persberichten plaatst zonder enige journalistieke waarde, haal dan tenminste alle taalfouten er even uit...