Portret knobbelzwaan. Foto: Arno-Jan Boere |
Wie nog de illusie
had dat boeren geven om de natuur en dat er zoiets mogelijk is als ‘agrarisch
natuurbeheer’, kan deze nu gerust bij het grofvuil zetten.
In het artikel ‘Dierenbescherming: Stop afschietenknobbelzwanen’ verklaart jager/boer Siem Appel (LTO Noord) dat hij niet op zwanen zit te
wachten. ‘“Die grote hopen van ze komen altijd op het verkeerde moment”, (...) Voor de
knobbelzwaan is wat hem betreft weinig plek op landbouwgrond.’
Laat nu een dikke 65
procent van Nederland te bestaan uit boerenland. Een magere 15 procent (in
Zuid-Holland is dat nog een stuk minder) is natuur. En ook in deze
natuurgebieden wordt steeds intensiever gejaagd, onder druk van diezelfde boeren en hun
jagersvrinden. Een verschijnsel dat Caspar Janssen jaren geleden in zijn boek ‘Ontpopt’
zo omschreef:
‘Natuurorganisaties
zeggen niets terug; ze zeggen eigenlijk nooit wat terug. Staatsbosbeheer
mag dat niet, als semioverheid. Natuurmonumenten ligt meestal braaf met de
pootjes omhoog op de rug, bang om wie dan ook voor het hoofd te stoten.’
‘Noaberschop’ noemt
Nederlands grootste natuurclub Natuurmonumenten dat. Een plicht die
wederzijds zou moeten zijn, maar van enige tolerantie voor in het wild
levende dieren is in Nederland allang geen sprake meer. Het willen beschermen
van deze dieren is zó ‘emotioneel’! Een woord dat jagers, boeren en
verantwoordelijke gedeputeerden bij de provincies te pas en te onpas in de mond
nemen.
Waar kunnen zwanen
dan nog wel leven zonder de kogel te krijgen? In de stad? Helaas, ook daar
worden steeds meer ontheffingen afgegeven waarmee jagers er lustig op los mogen
knallen langs plaatselijke fietspaden, in recreatiegebieden en op andere plekken waar zich ‘lastige’ zwanen ophouden.
Terwijl miljoenen ‘gewone’
Nederlanders genieten van ‘hun’ zwanen en lokale kranten volstaan met kiekjes van deze prachtige dieren, maken jagers en boeren plannen om
er nog meer te mogen doden. De overgrote meerderheid Nederlanders mag eens in de vier jaar
een vakje rood kleuren, maar heeft verder geen enkele stem in het natuurbeleid
van de provincies. Zij vinden de belangen van een kleine groep boeren en jagers veel belangrijker.
Hetzelfde geldt voor natuurorganisaties; hun natuurminnende achterbannen kunnen
hooguit hun lidmaatschap opzeggen.
Wat artikelen over ‘overlast’ van en ‘schade’ door in het
wild levende dieren zelden noemen, is dat werkelijke schade vergoed wordt door
het Faunafonds. De schrijnende praktijk in Nederland is echter dat dieren nu al doodgeschoten
mogen worden als er sprake is van ‘dreigende’ schade. En die dreiging, die zien
boeren (jagers en gedeputeerden) werkelijk altijd en overal...