dinsdag 29 juni 2010

Aangehaald

‘Wild animals never kill for sport. Man is the only one’
James Anthony Froude (1886)

Oranjekoorts


Q-koorts, knokkelkoorts, vogelgriep en SARS, het zijn zomaar een paar voorbeelden van de ziektes die van dier op mens kunnen overslaan. Met ziektes die van mens op dier overspringen was ik minder bekend (hoewel ik uiteraard niet uitsluit dat ze bestaan), totdat de gevreesde en periodiek voorkomende Oranjekoorts een paar weken geleden opeens weer de kop opstak.

Oranjekoorts wordt veroorzaakt door een nog onbekend, maar hoogst besmettelijk virus dat zich uitsluitend van mens op mens verspreidt. Het beperkt zich meestal tot het voetbalminnende deel van de bevolking, maar eens in de zo veel tijd zijn ook mensen die zichzelf gewoonlijk niet tot de voetbal-lovers zouden rekenen er uiterst gevoelig voor.

Hoewel dieren de ziekte zelf niet kunnen oplopen, blijken ze niet immuun voor de bijeffecten ervan. Een van de meest recente slachtoffers is een zilvermeeuw. Of het dier ooit weer zal kunnen vliegen (toch niet onbelangrijk voor een vogel) is nog niet duidelijk. In ieder geval één koortslijder vond het een leuk idee om het onfortuinlijke dier oranje te verven.

Een andere vorm van ‘oranjegerelateerde’ dierenkwelling is vissen met beesies. Vooral de oranje exemplaren ‘blijken ideaal lokaas’ voor het vangen van roofvissen, las ik op topvisser.nl, een site met ‘leuke en nuttige’ weetjes over vissen. Nu vermoed ik dat een snoek het niet pijnlijker vindt om gespietst te worden door een haak mét beesie dan door een beesieloos exemplaar, maar het zal ongetwijfeld een aantal geïnfecteerden op ideeën brengen.

100% onschuldig is het oranjevirus dus zeker niet. Beesies zijn in ieder geval bijna niet meer te krijgen, dus we hoeven voorlopig niet te vrezen voor het voortbestaan van de inheemse snoek. En hoewel de oranjekoortsepidemie haar hoogtepunt nog niet lijkt te hebben bereikt, is het einde ervan gelukkig al wel in zicht.

woensdag 23 juni 2010

Aangehaald

‘De dieren lijden en hun gejammer vervult de lucht. De bossen vallen ten prooi aan vernietiging. De bergen worden opengescheurd voor de metalen die in hun aderen groeien. En de mens looft en prijst degenen die aan de natuur en aan de mensheid de grootste schade berokkenen’
Leonardo da Vinci (1452-1519)

Drumsticks ‘Nepali style’


Het was in een piepklein restaurantje ergens halverwege de Annapurna Circuit-trek in Nepal, niet ver van de Thorung-La pass, dat een Nederlander een onbedwingbare trek kreeg in een gebraden kippenpootje. Na een dagenlang rantsoen van dahl bhaat leek hem dat een smakelijk hapje. De eigenaresse van het restaurant plukte een rondscharrelend kippetje van het erf en nam het mee naar de keuken om de bestelling te gaan klaarmaken. De Nederlander bleef geschokt achter. Het was toch helemaal niet zijn bedoeling geweest dat er een echte, levende kip vermoord zou worden!

Mijn leven loopt over van de morele dilemma’s, maar dit zal mij gelukkig niet overkomen. Ik eet al decennialang noch vlees, noch vis. Wellicht heeft het bezoek aan een varkensboer en een kippenlegbatterij in mijn middelbareschooltijd er iets mee te maken gehad, maar ik heb al heel jong een besluit genomen: Als ik niet kan aanzien hoe mijn gebraden kip-to-be moet leven en ik niet bereid ben om in principe het beestje in de ogen te kijken voor het geslacht wordt, dan heb ik niet het recht het te eten.

Mijn wereldreizigersdagen zijn allang vervlogen, maar deze gebeurtenis zal ik waarschijnlijk nooit vergeten. Ik vond (en vind!) het onbegrijpelijk als een volwassene niet weet dat het vlees op zijn bord ooit op pootjes door het – meestal ultrakorte en miserabele – leven strompelde. Bovendien leek het leven van de kip in kwestie me best aangenaam. Dus mocht ik ooit de ontembare lust voelen om een kippetje te verorberen, dan zou een scharrelkip Nepali style zeker in aanmerking komen.

woensdag 16 juni 2010

Aangehaald

'Alle dieren behalve de mens weten dat de voornaamste plicht van het leven is ervan te genieten'
Samuel Butler (1612-1680)

Azzaro-baasje


Mannen die lekker ruiken, daar heb ik een zwak voor. Ik ben niet zo thuis in de mannengeuren, maar Azzaro is een van de luchtjes waarvan ik zeker weet dat ik erop val. Gelukkig kom ik in het wild zelden Azzaro-mannen tegen, anders was mijn leven aanzienlijk gecompliceerder uitgepakt. Het baasje van Apie, ruikt ook lekker. Ik weet niet wie hij is, maar waarnaar hij ruikt weet ik wel omdat het rode monster – waar hij blijkbaar vaak en uitgebreid mee kroelt – zijn luchtje meebrengt.

Apie is de Houdini van de buurt. Het is een ADHD-kat van een jaar of twee van – waarschijnlijk – Abessijnse afkomst die niets wil weten van welke vorm van kattenetiquette dan ook. Hij is de schrik van de kattengemeenschap en een plaag voor de bijbehorende baasjes. Hij weet zelfs keukendeuren open te wrikken en Scarface’s splinternieuwe state-of-the-art magneetkattenluikje was een paar dagen na installatie al vakkundig opengebroken.

Hij wil zo graag in mijn logeerkamer slapen, dat hij alle obstakels op weg daar naartoe heeft weten te overwinnen. Ik vergeef het hem graag, mede omdat hij zo lekker ruikt, maar huisgenoot Scarface is erg gehecht aan zijn privacy. Is hij eindelijk na een levenlang huisloosheid bekeerd tot het binnenwonen, moet hij zijn comfortabele thuis delen met een gedragsgestoorde puber zonder manieren die ook nog eens geen enkel ontzag heeft voor zijn imposante postuur of indrukwekkende littekens.

Scarface heeft geleerd de rode indringer te negeren, maar ik weet zeker dat hij tijdens zijn veelvuldige slaapsessies droomt van een Aap-vrij universum. Zijn gebeden lijken door de godin der katten verhoord te worden want er staat sinds kort een ‘Verkocht’-bord in de tuin van Apies familie. Mijn logeerkamer zal binnenkort dus wel weer vacant zijn, maar ik weet nu al dat ik mijn mysterieuze Azzaro-man stiekem toch wel een beetje zal missen.

dinsdag 8 juni 2010

Aangehaald

‘Our task must be to free ourselves... by widening our circle of compassion to embrace all living creatures and the whole of nature and its beauty’
Albert Einstein

Schokkende beelden


Jarenlang hebben ze mijn dromen bevolkt, gorilla’s die elkaar bij de voeten grepen om daarna elkaars hoofd net zo lang op de harde vloer te beuken tot ze vierkant waren. Het was een film, speciaal uitgezocht voor de feestavond van de groep jongste gymnastjes van mijn gymclub ‘Oefening Kweekt Kracht’. Een jaar of vijf moet ik zijn geweest. De beelden ‘zie’ ik allang niet meer, maar ik ben nooit vergeten hoe het voelde, de angst en de paniek als de vierkante gorillahoofden mij in mijn slaap kwamen opzoeken.

Ik begrijp de moeders die protesteerden tegen het spuit-in-oog-van-konijn-spotje van de Dierenbescherming dan ook helemaal. Dat ze de beelden te angstaanjagend vonden voor jonge kinderen. Ik ben al even geen vijf meer, maar ook ik kon het spotje maar nauwelijks aanzien. Er komt geen druppel bloed aan te pas en het gaat niet eens om levende dieren. Net als in mijn 'gymfeestfilm'...

Schokkende beelden. Als je ze eenmaal hebt gezien, is geen weg meer terug. Ze staan op je netvlies gebrand; de bijbehorende emoties geëtst in de kronkelige, chemische paden van het brein. Nog jaren later kunnen ze je opeens overvallen in je slaap, of je uit het niets bespringen als je wakker bent. Nee, voor mij is een waarschuwing bij een nieuwsbericht of een filmpje dat ‘het volgende schokkende beelden bevat...’ beslist geen uitnodiging om te kijken, maar een signaal om onmiddellijk op iets gemoedelijkers over te schakelen.

Waar ligt de grens? Kunnen we gruwelijke praktijken wel aan het licht brengen zonder gebruik te maken van schokkende beelden? Kunnen we anderen overtuigen dat er iets moet veranderen zonder misstanden in al hun ijzingwekkende verschrikking te laten zien? Hoeveel (dieren)leed kan een mens aanzien voordat hij afstompt of zijn ogen – uit zelfbescherming – voor altijd sluit voor de boodschap? Ik moet het antwoord schuldig blijven.