Een haar in mijn eten. Yuk! In een
restaurant ‘braakverwekkend’, maar ik moet ook even slikken als ik er een van mezelf uit mijn
bord oplepel.
Een kattenhaar in de soep vind ik dan weer
niet zo erg, als ie maar van Bas is, maar daar blijft het dan ook bij. Op haren
van andere dieren, katten of anderszins wil ik niet kauwen. Ook niet op varkenshaar.
Dan sta je toch even raar te kijken als je leest
dat er varkenshaar in je bammetje zit. “Fabel!”, schreeuwt het
Voorlichtingsbureau voor Brood bijna uit.
De broodverbeteraar E920 is alleen maar gemaakt
uit dierlijk haar. Namelijk uit de keratine
in paarden-, runder- of varkensharen. Of zoals de broodpromoter het omschrijft:
“Het is dus niet zo dat er gemalen (varkens)haar in brood zit, maar het in
haren aanwezige eiwit kan gebruikt worden om cysteïne uit te isoleren.”
Nu zijn er lijsten met daarop de
E-nummers waarin dierlijke producten verwerkt zijn. Fijn, maar
het valt niet mee om gewapend met zo’n E-lijst door de supermarkt te navigeren.
En trouwens, wie heeft daar nu tijd voor?
Nee, ik wil het in één opslag kunnen zien.
Fijn als ik een mededeling zie dat een product ‘vegan’ is. Ik wil het
vooral zien als het dat níét is. En dan niet eufemistisch
verscholen achter E-nummers. Niet in priegellettertjes achter op een pak roze
koeken ‘E120’, maar hup een sticker erop met de tekst: ‘hier zitten beestjes in’.
Babybliss adverteert met borstels die
gemaakt zijn van everzwijnhaar.
Kijk, daar kan ik wat mee. Die borstel komt zelfs niet in de buurt van mijn
haar. Beter nog, voor de zekerheid koop ik maar helemaal geen Babybliss-producten.
Je weet maar
nooit.