woensdag 21 maart 2012

Moordbedrijf


Een ‘moordbedrijf’ noemt Bleker maandag in Pauw en Witteman de geruimde ‘vogelgriepboerderij’ in het Limburgse Kelpen-Oler.

Hij bedoelde het vast anders, maar het is een uitstekende benaming voor de gruwelijke slachting die daar afgelopen zondag en maandag plaatsvond. De vergassing van 42.700 kalkoenen. ‘Iedereen kan begrijpen wat die mensen overkomt’, zegt hij, zijn voorhoofd diepgefronst van medeleven. ‘Ze zijn er behoorlijk kapot van.’

Boer, boerin en hun drie kinderen zijn verdrietig. (De staatssecretaris maakt er een punt van om de gezinssamenstelling te vermelden, inclusief de leeftijden van de kinderen.) Verdrietig dat ze de kalkoenen niet over een week of wat in kratten kunnen proppen om ze strak op elkaar gepakt in een vrachtwagen te stouwen.

Ze wogen op een haar na 11 kilo schoon aan de haak. Het moment dat de meeste plofkalkoenen er 21 miserabele weken leven op hebben zitten. Dan hadden boer en boerin de dieren vrolijk uitgezwaaid op hun enkele reis slachterij en waren ze vast niet verdrietig geweest.

Maar niet getreurd, het ministerie reikt weer eens diep in de beurs met publiek geld en maakt daarna fluks een slordige anderhalf miljoen euro over naar het getroffen ‘echt mooie hightechbedrijf’. Niet dat het gezin anders op een houtje (of is het botje?) had hoeven bijten. Het heeft om de hoek nog een tweede mesterij. Met nog eens duizenden kalkoenen à 35 euro per stuk.

De staatssecretaris nam voordat de dieren door uiterst langzame verstikking om het leven zouden komen nog even een kijkje in de stal. ‘Het zijn echt heel mooie dieren. Ze zien er gezond uit.’ En wie had gehoopt op enige compassie voor de marteldood die ze later zouden sterven: ‘Ja kalkoen, schitterende gerechten. Echt fantastisch!’

zondag 4 maart 2012

Dieren SOS

Het is een trillend hoopje ellende. Aan zijn snavel hangt een druppel bloed en waar eerder in zijn nek nog fluorescerend turkooizen veertjes zaten, gaapt nu een bloederige kale plek. Het einde van de houtduif in het gras naast het hondenuitlaatpad lijkt nabij. Wat te doen? Pak ik hem op en probeer ik hem te helpen of laat ik de natuur haar werk doen?

De discussie over het wel of niet opvangen van zieke en gewonde wilde dieren laait regelmatig op in de media. Laatst nog, over de opvang van zieke zeehonden. ‘Een kwestie van fatsoen’, volgens het centrum van Lenie ’t Hart.

Voor wetenschapsjournalist Rob Buiter is het punt bereikt ‘dat je vooral je eigen gemoedsrust sust met de opvang van deze dieren’. En: ‘De overheid zou de opvang van dieren die een natuurlijke dood dreigen te sterven moeten verbieden.’Het natuurlijk evenwicht van de Waddenzee is in gevaar’, zegt Anton Hurkens, directeur van Ecomare.

Niet álle gewonde dieren hebben hulp nodig’, vindt ook directeur Frank Dales van de Dierenbescherming. Hij maakt onderscheid tussen dieren die ziek of gewond zijn door natuurlijke oorzaken of door menselijk handelen. Een wild dier dat niet meer terug kan naar de natuur is niet gebaat bij levenslange opsluiting, redeneert hij. Daar heeft hij een punt, maar betekent ‘hulp’ dan altijd ‘opvang’?

‘Mijn’ houtduif wacht misschien nog veel pijn en stress voor hij een natuurlijke dood sterft. Wie weet wordt hij nogmaals gepakt door een vogel of opgejaagd door een hond. Doorlopen en niets doen kan ik niet over mijn hart verkrijgen en ik heb geen idee hoe ik de dood een handje moet helpen. Maar zelfs al zou ik wel weten hoe ik het beestje snel en pijnloos uit zijn lijden kan verlossen, zou ik het niet kunnen.

Ik pak mijn telefoon en bel de Dieren SOS: ‘Ik heb een zwaargewonde duif gevonden...’ ‘We komen eraan!’ Ik wikkel de duif in mijn sjaal en hou hem tegen mijn lijf onder mijn jas. Zijn pootje houdt hij stijf om mijn vinger geklemd. Hij ademt al wat rustiger. Als Moeder Natuur heeft besloten dat hij vandaag moet sterven, dan kan ik ervoor zorgen dat hij niet langer hoeft te lijden. Mijn gemoedsrust is gesust.

Foto: © Handboek Natuurfotografie|Fotograaf Edo van Uchelen

Uit de oude doos


Zonder het te weten zijn alle mannen in de plastic afdeling, vader geworden van drie poesjes. Eén dezer dagen vond de heer Luyten in één van de loodsen dit jonge leven. Na het nemen van deze foto was moederpoes de volgende dag met haar kroost verdwenen.
Uit het personeelsblad van Tomado, jaren zeventig.