maandag 1 november 2010

Gij zult niet doden


Het zesde gebod is niet het moeilijkste gebod van de tien om je aan te houden. Veruit de meeste mensen gaan door het leven zonder een medemens om te brengen. Ik moet bekennen dat ik er ooit wel moordlustige fantasieën op nahield, zeker waar het ging om een bepaalde (nu al jaren ex-)collega, maar om ze ook uit te voeren leek me toen niet zo’n goede carrièrezet.

Het naleven van het door mij ingestelde gebod 6a: ‘Gij zult ook geen dieren doden’ lukt ook heel aardig. Ik heb zelden moedwillig een dier gedood. Eten doe ik ze ook niet, want ook een dier laten doden zodat ik het kan opeten, valt onder nummertje 6a. Wilde ik vroeger in de lente nog wel eens een massaslachting aanrichten onder legers vraatzuchtige weekdieren in mijn tuin; tegenwoordig hebben zelfs slakken niets meer van mij te vrezen.

Op dit moment genieten nog niet alle ongewervelden bescherming onder het gebod. Muggen verdienen wat mij betreft de doodstraf als zij zich binnen de klamboe in mijn slaapkamer wagen. Wezens die mijn bloed, of nog erger dat van huisgenoot Scarface willen drinken, maken een grote moordzucht in mij wakker. ’s Avonds doorzoek zijn vacht met eenzelfde verbetenheid als waarmee mariniers het Tora Bora-gebergte uitkammen op zoek naar Bin Laden.

En krijg ik dan zo’n bloeddorstige creepy crawler te pakken, dan gooi ik hem met plezier in een bakje kokend water; iets wat ik een kreeft of garnaal nooit zou aandoen. Maar als ik moet kiezen tussen het welzijn van mijn maatje en het leven van een vlo, dan kies ik voor het eerste. Geen twijfel over mogelijk. Een bekering tot jaïnist zit er dus nog even niet in...

Geen opmerkingen: